Summary
Swedish to Dutch: more detail...
-
giva:
-
Wiktionary:
giva → schenken, geven, doneren, aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten, aangeven, aanreiken, doorbrengen, verdrijven, uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen -
Synonyms for "giva":
verlämna; skänka; donera; ge
-
Wiktionary:
Swedish
Detailed Translations for giva from Swedish to Dutch
giva:
Synonyms for "giva":
Wiktionary Translations for giva:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• giva | → schenken; geven; doneren; aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; aangeven; aanreiken; doorbrengen; verdrijven; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; opbrengen; toebrengen; toekennen; verlenen | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |