Swedish
Detailed Translations for benhög from Swedish to Dutch
benhög: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ben: been; benen; voet; poot; skelet; botten; ledemaat; gebeente; bot; knekels
- hög: hoog; hooggelegen; hard; luid; luid klinkend; hoop; stapel; opeenstapeling; opstapeling; heipaal; stapeling; terp; rijzig; schelf; hoog geplaatst
- håg: neiging; hang; gezindheid; inclinatie; geneigdheid